Goslar

Goslar was al in het middeleeuw een belangrijke stad. De zilver-, koper- en ertsmijnen hebben de stad rijkdom en welstand verschaft. De ontginning van zilver aan de Rammelsberg werd al in het jaar 968 uitgeoefend. In de 11e eeuw werd Goslar bovendien door de bouw van het keizerlijke paleis tot een belangrijk overheitscentrum van het Rijk, waar vroegere keizers met hun hofhouding verbleven. De middeleeuwse binnenstad van Goslar en de ertsmijn Rammelsberg staan op de lijst van werelderfgoederen van de UNESCO. De oude stadskern - slechts een vierkante kilometer groot - is bijna volledig bewaard gebleven en nodigt de bezoker uit, om langs prachtig geornamenteerde vakwerkhuizen, gildehuizen, kerken, musea en de resten van de oude stadsmuren te slenteren. Het unieke silhouet van de stad werd gekarakteriseerd door zijn 47 kerken en kapellen, de middeleeuwse kasseiwegen en talrijke monumenten. Met inbegrip van zijn woonwijken telt Goslar ongeveer 43.000 inwoners en is zowel met de trein als met de auto goed te bereiken. Vermeldenswaardig zijn ook het grote schuttersfeest begin juli en het stadsfeest, dat jaarlijks plaats vindt in september.